Onderstaande tekst heb ik overgenomen van: http://www.cop.hva.nl. Michael Nieweg, onderwijskundig adviseur HvA heeft hier compact weergegeven wat Kolb verstaat onder leren. Kolb geeft inzicht in de verschillende leerstijlen en fases in het leren. Door hier meer inzicht in te krijgen kun je actiever aan de slag met jouw eigen leerproces. 1. ervaring stuurt het leren David A. Kolb vat leren op als een proces dat, steeds weer, vier stadia doorloopt: Fase 1: concreet ervaren; Fase 2: waarnemen en overdenken (reflecteren); Fase 3: abstracte begripsvorming; Fase 3: actief experimenteren en weer terug naar fase 1. Pas als alle fasen worden doorlopen komt het leren echt op gang. Deze opvatting isinmiddels breed geaccepteerd, zowel in de onderwijs- als in de onderzoekswereld.Kolb beschrijft hoe zijns inziens ervaring de motor achter het leren is: 'Immediateconcrete experience is the basis for observation and reflection. These observations areassimilated into a theory from which new implications for action can be reduced. These implications of hypotheses then serve as guides in acting to create new experiences'. De fasen van de leercyclus worden gewoonlijk in dezelfde volgorde, maar niet altijd vanuit hetzelfde beginpunt doorlopen. Het kan ook bij andere fasen beginnen, zo lang het maar de hele cyclus doorloopt. Alleen zo kan men tot gepersonaliseerde en betekenisvolle kennis komen.
Kolb, D.A. (1984). Experiental Learning, experience as the source of learning and development.Englewood-Cliffs, NJ: Prenrice Hall. 2. vier fasen in het leren Onderstaand een korte uitwerking van de vermogens die in elke fase van het leerprocesworden aangesproken: 1. Concrete ervaring: het vermogen zich te kunnen involveren in nieuwe ervaringen de vaardigheid om een veelheid van indrukken in nieuwe situaties te kunnen opnemen, vanuit een variatie van invalshoeken en gestuurd door voorafgaande kennis waarbij de kwaliteit van de selectie van de waarnemingen een centrale rol speelt. 2. Reflectieve observatie: het vermogen te reflecteren op de concrete ervaring de vaardigheid om de concrete ervaringen waar te nemen deze te kunnen interpreteren vanuit verschillende invalshoeken deze interpretaties ten opzichte van elkaar te kunnen afwegen. 3. Abstracte begripsvorming: het vermogen de reflecties in logische redenaties om tezetten: de vaardigheid om de reflecties te koppelen aan begrippen cq eenbegrippenkader, zodanig dat dit aansluit bij eerdere kennis of bij eerdere kennisleemten en die leiden tot een persoonlijke of een 'formele' theorie. 4. Actief experimenteren: het vermogen om de concepten om te zetten in concreteacties: het vermogen om een situatie te selecteren die passend en geschikt is het vermogen om deze situatie te matchen bij de gekozen conceptualiseringen het vermogen om de relevante signalen en uitkomsten te kunnen selecteren. 3. vier veel voorkomende leerstijlen Mensen zijn verschillend in aanleg en voorkeur. Zij ontwikkelen voorkeuren voorbepaalde fasen uit die cyclus. Daar beginnen zij bij voorkeur of besteden er de meestetijd aan. Zo zal een onderzoeker veel tijd besteden aan abstracte begripsvorming, terwijl een technicus zich eerder focust op het ontwikkelen en uitproberen van ideeen. Veelvoorkomende 'typen' lerende zijn: De doener of 'uitprobeerder' wordt door Kolb 'accomodeerder' genoemd. Dit drukt uit dat hij graag zaken aanpast aan de omstandigheden. Zijn stijl is een combinatievan de fasen 'actief experimenteren' en 'concrete ervaring'. Hij is genegen van alles -ook nieuwe dingen - uit te proberen en van ervaringen te leren. Hij is bijvoorbeeldsterk in het trial and error leren. De denker of 'analyseerder' wordt door Kolb 'divergeerder' genoemd. Dit drukt uitdat hij graag een gegeven situatie van allerlei kanten bekijkt en evalueert. Zjin stijl iseen combinatie van de fasen 'concrete ervaring' en 'reflectieve observatie'. Hij gedijt goed in een context die vraagt om reflectie en het creeeren van ideeen, dievoorwaarden vormen voor verdere groei. De boekenwurm of 'theoreticus'wordt door Kolb 'assimileerder' genoemd. Dit druktuit dat hij graag nieuwe dingen opneemt en geneigd is om denkbeelden en theorieen te overdenken. Zijn stijl is een combinatie van 'reflectieve observatie' en 'abstracte begripsvorming'. Hij kan vaak goed 'bottom up' redeneren: inductief. De pragmaticus of 'uitvoerder' wordt door Kolb 'convergeerder' genoemd. Dit drukt uit dat hij zich graag toelegt op het uitvoeren of praktisch toepassen vanideeen. Zijn stijl is een combinatie van 'abstracte begripsvorming' en 'actief experimenteren'. Hij functioneert in het algemeen goed in situaties waarin de antwoorden op een vraag of probleem helder te definieren zijn. De gerichtheid optoepassing leidt tot een voorkeur voor deductieve logica. Het beste is bovenstaande als volgt te begrijpen. Een accomodeerder of doener zal - soms puur op Fingerspitzengeful - snel iets ondernemen (actief experimenteren) en daarvan de resultaten op zich laten inwerken(concrete ervaring). Daarna doorloopt deze de leercyclus.Een divergeerder denker zal juist een situatie snel op zich laten inwerken en een beeld vormen van waar het om draait. Dat betekent dat deze leerder begint bij het concreet ervaren en reflectief observeren, om van daaruit de leercyclus te doorlopen. 4. Leerstijlen en leeromgevingen Uit diverse onderzoeken komt naar voren dat mensen vaak met een specifieke leerstijl -wellicht is het hier beter van een leerstrategie te spreken- aan een opleiding beginnen. Lang niet altijd is er een optimale 'fit' tussen de leerstijl van de student en die welke de opleiding van ze verwacht. Zo kan de opleiding gericht zijn op veel kennisoverdracht, wat het gunstigst uitpakt voorde pragmaticus/convergeerder en het ongunstigst voor de denker/divergeerder. En als een opleiding sterk gericht is op het leren vanuit het handelen in de praktijk en hetopdoen van leerervaringen, past dat het best bij de voor keursstijl van de doener/accomodeerder en het minst bij die van de boekenwurm/assimilator. Hoe dan ook, studenten zullen de opleiding met een veelzijdiger leervermogen moetenverlaten. De beheersing van leerstijlen (leerstrategieen) is middels training uit te breiden, zelfs zo dat iemand alle leerstijlen beheerst, ook al blijft de oorspronkelijke voorkeur aanwezig.Ook blijkt dat er een relatie is tussen de leerstijl van de student en de doceerstijl van de docent. Wat dat betreft kan het verkeren. Als een student een docent treft die een appel doet op een leerstijl die tegenovergesteld is aan de zijne, dan bemoeilijkt dat in hogemate de studie. Omgekeerd, als een student een docent treft die precies de leerstijl'bedient' waarin deze student uitblinkt, zal deze niet tot flexibiliteit worden uitgedaagden weinig wendbaar vermogen opdoen. Kortom, er is ook een argument om gevarieerde doceerstijlen toe te passen (en je die als docent dus eigen te maken). 5. All round leren te leren Kolb's onderzoeken toonde aan dat mensen geneigd zijn vooral die leerfase te ontwikkelen waar ze toch al 'sterk in zijn'. Hij pleit er voor dat mensen ook aandacht besteden aan manieren van leren waarin ze minder goed zijn. De leercyclus kan danmeer volledig en evenwichtig doorlopen worden, waarbij elke fase de aandacht krijgt dieze verdient. In een groep zorgt de diversiteit van bijdragen van de verschillende groepsleden er meestal voor dat dit het geval is.